verdere bijzonderheden (2017) is de zesde nederlandstalige bundel gedichten van dichter en componist Rozalie Hirs, gepubliceerd door Uitgeverij Querido. De tastzin speelt een grote rol: het eigen lichaam, dat van een ander, de rest van de wereld en zelfs de ideeën worden afgetast in deze avontuurlijke bundel. Zo ontstaat een tactiele rijkdom, in een stroom van beelden en ervaringen. Ontdek de muziek van de gedichten hardop, zing ze als het ware, bijvoorbeeld in de bus, bij je oma, wandelend in het bos, op reis, thuis, in bad. Lees ze voor jezelf, je geliefde, zus, vriendin, huisgenoot, vader, broer of moeder. Of laat ze je voorlezen. Zing op steeds andere wijze. Op eigen tempo, adem, voelend denkend door de eigen stem.

“Er zijn maar weinig bundels die ik meteen bij verschijnen verslind. Dit is zo’n bundel. Het lijkt één en al deconstructie, maar Rozalie Hirs is een de dichter van de nataliteit, van het meest radicale ‘ja’ dat ik ken. En verdere bijzonderheden is gewoon wéér beter dan haar vorige. Wat een oeuvre wordt dat.” (Joost Baars, Nominatie Awater Poëzieprijs, Winter 2018)

“Ik hou van de speelse, muzikale en tegelijk betekenisvolle poëzie van Hirs. In deze bundel zijn haar gedichten bij alle vormvastheid bijzonder springerig en spannend.” (Edwin Fagel, Nominatie Awater Poëzieprijs, Winter 2018)

“Wat mij telkens weer, bundel na bundel, verrast is haar argeloosheid, die de vorm aanneemt van een aanstekelijk enthousiasme en welmenende nieuwsgierigheid. Wat als gevolg heeft dat ze zich in haar werk, zonder pathetische kwellingen en in alle frisheid, voortdurend vragen stelt over het hoe, het wat en het waarom van, in dit geval, de poëzie.” (Alain Delmotte, Dighter)

“Er komt van alles op, ver weg en dichtbij, waarbij de conditie van de woorden en de beelden dusdanig wordt bewaakt, dat ze vrij blijven om zich naar believen, tijdelijk, te verbinden met de woorden ernaast en toch ook met een zin verderop in het gedicht.
Er is geen einde aan nieuw ontstaan, vervormen, verbinden en verdwijnen. En dan heb ik het nog niet over hoe woorden met hun klank(rijmen) en betekenis ritme geven binnen zinnen en de vaart dan ineens weer laten luwen. Een doorgaand geboren worden en verdwijnen aan haar zintuigen en geest; een organisch gebeuren, dat deze fantastische dichter aan ons voorlegt.” (Maud Ockers, Vrouwenbibliotheek)

“Rozalie Hirs viert het leven in deze bundel: zintuiglijk, zingend” (Remco Ekkers, Tzum weblog)

“Hirs bouwt stilletjes aan een bijzonder oeuvre. In haar werk klinkt altijd de hele kosmos door, waarbij het de vraag is of we te maken hebben met maar één kosmos, of meerdere. Toch is verdere bijzonderheden misschien wel haar meest aardse bundel, haar meest lichamelijke ook, waarin opmerkelijk veel gedichten over geboorte gaan. Elke vezel van Hirs’ dichterschap zegt ‘ja’ tegen de wereld waarin we worden geworpen” (Nadine Ancher: interview met Joost Baars, AD)

inhoud

1. gedichten
1.1. bewegingslijnen [1], [11], [15], [19] (selectie)
1.2. de tijd niet lang genoeg gedacht
1.3. je komt uit het niets
1.4. van roos tot enig glaswerk
1.5. zeg liefde [1-4]

2. ontwerp

3. recensies
3.1 Alain Delmotte: Zingen in tongen – over de poëzie van Rozalie Hirs (2018)
3.2 Edwin Fagel: Zes bestemmingen; Awater Poëzieprijs nominatie (2018)
3.3 Els van Swol: Zingen in de bus (2018)
3.4 Maud Ockers: Verdere bijzonderheden door Rozalie Hirs (2018)
3.5 Remco Ekkers: Voelen slokt denken (2018); Wakkere paarden (2018)
3.6 Dieuwertje Mertens: Kies je vrijheid en wel nu (2017)
3.7 Eric van Loo: Gedichten om hardop van te genieten (2017)
3.8 Joost Baars: Interview door Nadine Ancher; Awater Poëzieprijs nominatie (2018)

4. nieuwe media/ digitale poëzie
4.1 Curvices (2013)

5. muziek
5.1 dreams of airs (2017-18)
5.2 van roos (2018)

6 wetenschap
6.1 fern (2010)

gedichten

bewegingslijnen (selectie)

[1]

markeer zes bestemmingen naar keuze op de kaart
van je keuze, elk met een heel eigen geschiedenis, leeftijd,
omgeving, inwonertal, soort van snackbar. trek zes paden

van [hier] tot aan iedere bestemming, al met al zesendertig wegen.
voeg één pad toe dat alle plaatsen met elkaar verbindt,
bij voorkeur over de kortst mogelijke afstand, rekening houdend

met natuurlijke onoverkomelijkheden als daar zijn bergketens,
zeeeën. meren. schaf een paar schoenen aan. pak je rugzak.
wat neem je mee — tent, slaapzak, geweer?

[11]

een kleine rots beklimmen, juist groot genoeg om te gaan zitten
naast een jongen. rotsvast met vlakke gladde bovenkant, schijnbaar ongebroken.
zijn inhoud samengeperste tijd al lang voordat jullie tweeën konden spreken.
de jongen gaat liggen, ogenblikkelijk zijn hemd met bladeren en gedroogde

bloesems bedekkend, ontelbare lichte en piepkleine, bijna gewichtloze handen
die hem aanraken. en stof, stof. in de verte vaart er een boot voorbij,
de schipper wuift naar jou, de jongen. wuift? hij? echt? rennen naar de haven nu!
naar de andere kant van het eiland. waar je boot zo dadelijk vertrekt.

[15]

bewegingslijnen langs woestijnen, zout water, steden. kom je
een snackbar tegen. bestel je franse friet terwijl een hoop rode aarde
van hitte openbarst. en benen zich snijden aan lemmeten van verder behoorlijk
onberispelijk gras. bloed weggewuifd door zingend gras. herinneringen

aan drassig moerasland dat rubberlaarzen in zich vastzuigt. geen gezicht
vochtig van lucht, natte mist, regen zonder regen. bevroren lucht
de neus rood verbrand, geen lippen vergaan van hitte. om precies
te zijn kersenrood en buiten zinnen. tot nader order.

[19]

het lichaam naast je. bewoond door een jongen met groene ogen en haar rood,
zo rood. zijn baard en bakkebaarden nog roder van knallend stevig krullende
vlammen. het soort baard dat je wast na het eten. zei je eten? mmm ja. en ja,
hij doet denken aan het bos, de bergen, de stad. deze jongen op weg

om een vogel te redden, de ring te vinden, boze geesten uit te drijven, de vloek
in jou. of te vechten. met wie denkt god dan wel te mooi om waar te zijn.
met herinneringen aan een dood lang geleden, nog steeds hier, nu, praat hij
niet meer. slaapt. jij niet, kijkt naar hem. verlaat. dit zingen in tongen.

de tijd niet lang genoeg gedacht

genoeg gekust hield de storm je voor genoeg gestorven
bibberend gras genoeg gewerkt spint aarderood vanavond

waar het zich klaarblijkelijk toe geroepen zag zijnde tijd niet
lang genoeg gedacht in letters zangbrandende gewoonten

ten bate van toeschietelijkheid geeft je over aan het uitzicht
genoeg andere slinksigheden liefgehad tot zover de nacht volledig

noem het heden is een en al in donkerte gevatte vlam verderop
aan de horizon leeft zonder te weten wat herinnering is en dat alleen

een vijver onpasselijk zeegroen schreeuwend dan wel even
houdt de droom een boom vast een leeuwerik in zijn hand

de doden van wie je hield plukken lindenblad uiteenlopende
bloesems inderdaad waar katjes op de heuvel vijftig blauwkussens

te lijf gaan heden roepen longen en benen aan tot je beschikking
hoor ze samenspannen met je verveling rolt de zee uit golven

haar rif tot aan je kruin met een lichtstraal of iets dergelijks
geeft je over aan het allereerste gelijk van de slaap

je komt uit het niets

je komt uit het niets tevoorschijn noem het liefdesdaad ongelukje
toevalstreffer zomaar zijnde voor zover het verschijnt in enkelvoud al

wat je bent bestemd voor iemand om door iemand waargenomen
te worden zonder meer als zodanig verschijnend aan iemands zijn

of haar werkelijkheid waarheid borgt objectief een jij verdwijnend
in het niets doe jij iets levends toon je dat aan levenden die zich tonen

almaar verdwijnende tijdeloosheid naar het schijnt van dat alles
steeds sneller in de botsing tussen verleden en hoe het komt

een nog-niet en niet-meer samengebracht nu duurt zolang je begrensd
omsloten bent door de wijde stormachtige natuur van het alledaagse

van roos tot enig glaswerk

wie drinkt er uit jou, fluitglas, je kleurloze kelk op aquamarijnblauwe vleugelstam
in de vorm van een acht, met aan weerszijden vleugels, als een engel, vogel,
op schijfvormige voet met omgebogen rand, pontilmerk — stiert er tussen hemel
en aarde, hiernamaals, woorden? wie drinkt er bier als water uit jou,

cilindrische beker — door en door aquamarijn, met opgestoken bodem,
uitslaande lip — naast een ontbijtje van haring, brood? wie slaapt zijn roes uit
nadat je leven — ingeblazen tot een conisch kelkglas op geribde stam,
met vleugels staand op een schijfvormige voet, tandeloze bodem

even roodoranje gloeit? wie drinkt uit jou — cilindrisch kleurloos glas,
met geribbelde afgeronde bodem — aards of vurig straks tot stof vergaand?
wie laat het drinken — beker, de licht opgestoken bodem op braamnoppootjes,
je bovendeel en lip in aquamarijnblauwe draden dan wel wulps uitstulpend

knobbelreliëf gewikkeld — om naar je te kijken? blijven je scherven —
indifferente beker, stangglas, nap, kom met kruis of schuine ribbels,
knotsbeker, noppenbeker van het type koolstronk — tussen regen, vuilnis
in beerput, ondergrondse waterput — gouden-eeuwer, voor altijd doorschijnend?

zeg liefde

[1]

alles ziet er anders uit alles krijgt een nieuwe kleur en dat doe jij alleen
door je te laten zien. is er geen verschil tussen wat je gezicht toont

en wat je hart denkt? uit zoveel leeghoofdige rijkdom geboren zowel jeugdig
na inname van koppige liefde gemengd ben je ter wereld gekomen

niet op een zwervend eiland uit een ziedende zee of gewelfde grotten
maar op het eiland waar alles vanzelf groeit zonder zaaien zonder maaien

daar zie je geen kaasjeskruid geen affodillen zee-ui of lupine
maar de vergeetbloem algenezer roes en wilde lotus rozen en viooltjes

niet de speer van de geweldenaarsdochter niet de bliksem
van de wolkenverzamelaar zorgen voor je verwekking

het lachwekkendst lichaamsdeel alleen is de bron waaruit alles
het leven indrinkt niet enkel broedplaats of kweekvijver

alle prettige dingen zijn door jou geschonken alles wat het leven
geeft want wie heeft zin in het leven als je het genot eruit weglaat?

[2]

het heerlijkste leeft wie zonder besef en zonder verstand bijna
geen verdriet heeft om direct daarna te verwelken al bloeiende

schoonheid te verschrompelen vrolijk te verbleken o zo geliefd
het meisje met golvend haar omdat ze wild en dronken is natuurlijk

een heel leven vult met feesten dansen springen en spelen zeg liefde
net iets voor jou om uit een dijbeen geboren te worden dan in je eentje

alles al te zijn manvrouw koning vispaard kikker ik geloof zelfs spons
vind je geen wezens rampzaliger dan wij want al het andere is tevreden

met de grenzen die de natuur stelt terwijl wij de grenzen van het lot
steeds te buiten gaan zo is jouw weldaad volledig en blijvend

vervul je met vreugde en genot dansen en springen in permanente
dronkenschap en dat in een handomdraai sluit je niemand uit

[3]

sluit je niemand uit van je geschenk o jij liefde als enige die iedereen
bereidwillig en goedgunstig even warm aan het hart drukt

een rotsblok omhoogduwt in één adem duizend wetten vervlecht
glosse op glosse uitspraak op uitspraak pure tot voelen denken

omgevormde stof watheid hier-en-nuheid hoeheid gevallen van dingen
als driehoeken vierkanten supersnaren en andere geometrische figuren

door elkaar heen getekend tot een ware doolhof van lijnen ontstaat
waarin een heel peloton letters in telkens wisselende volgorde

aan toegekend en waar we in het duister tasten in elk geval
roer je het probleem nergens aan hoe ook iemand zonder kennis

de sleutel tot diezelfde kennis kan hebben herhaaldelijk benadruk je
de genade maar nergens maak je verschil tussen de om niet geschonken

en de heiligmakende genade spoor je aan tot goede werken
maar onderscheid je niet tussen persoonlijk werk en het werk zelf

[4]

de een heeft werk voor minstens zeven vrachtschepen een ander
stalt honderd mud huizen uit intussen ben jij gewoon hoopvol

gelukkige natuurlijkheid die juist ligt in de verbijstering nu eenmaal
groter naarmate er meer van jou is dan slokt voelen denken

omdat zij sterker en de meerdere is het lichaam op met minder
moeite ten eerste omdat zij al op eigen terrein is ten tweede

omdat voelen denken het eigen lichaam al tijdens het leven geschikt
fijnmazig heeft gemaakt met het oog op deze gedaanteverandering

geluk treedt dan pas volledig in als voelen denken haar oorspronkelijke
lichaam verliest en onsterfelijkheid ontvangt tot zover ben jij liefde

zowel verankerd in het lichamelijke als boven het lichamelijke verheven
het onzichtbare boven het zichtbare wat geen oog heeft gezien

geen oor heeft gehoord wat in geen hart hoofd is opgekomen
al wat het onbekende heeft bereid voor mensen die liefhebben

dat ben jij die door de overgang naar het andere leven
niet wordt weggenomen maar wordt vervolmaakt

ontwerp – Michaël Snitker

Het ontwerp van het binnenwerk en omslag van Hirs’ dichtbundel verdere bijzonderheden (2017) was in handen van Michaël Snitker die eerder ook haar bundels Geluksbrenger (2008) en gestamelde werken (2012) vormgaf.

recensies over verdere bijzonderheden

Alain Delmotte: Zingen in tongen

Het poëtisch werk van Rozalie Hirs volg ik al jaren. Hirs is binnen meerdere artistieke velden actief. Binnenin de kunstdisciplines die ze beoefent waagt ze zich op diverse creatieve terreinen. Ze is dus niet iemand die je in enkele woorden kunt vatten: ik heb het dan ook opgegeven om op haar werk een etiket te kleven. Ik laat haar poëzie op mij afkomen. Ik onthaal integraal haar werk en zie dan wel wat er met mij als lezer gebeurt.

Wat mij telkens weer, bundel na bundel, verrast is haar argeloosheid, die de vorm aanneemt van een aanstekelijk enthousiasme en welmenende nieuwsgierigheid. Wat als gevolg heeft dat ze zich in haar werk, zonder pathetische kwellingen en in alle frisheid, voortdurend vragen stelt over het hoe, het wat en het waarom van, in dit geval, de poëzie.

In elk van haar bundels doet ze iets dat je niet had verwacht. Iets wat uit de ‘toon’ valt. In haar recentste bundel verdere bijzonderheden (wel degelijk zonder hoofdletter – heel de bundel door blijven hoofdletters afwezig) lezen we een gedicht dat ‘polysynthetisch sneeuwalfabet (sneeuwdroom anno 2071)’ heet. Een tekst (die qua vormgeving (niet stilistisch) een beetje uit het geheel van de bundel valt) die getuigt van wat ik daarnet als ‘nieuwsgierigheid’ aanduidde en die hier vertaald wordt in lichte, bijna naïef aanvoelende experimenteerzucht en inventiviteit.

Het gegeven is simpel: ze neemt een woord dat is gaan behoren tot de panoplie aan clichés die de poëzie meer arm dan rijk maakt: het woord ‘sneeuw’. En daar doet ze dan onverwachte dingen mee.

In eerste instantie gebeurt er iets in dit gedicht op het visuele vlak: de tekst wordt in het wit op twee zwarte bladzijden afgedrukt. Je ziet dus letterlijk sneeuwvlokken van woorden vallen op het blad. Sneeuwvlokken en woorden, met wat ze in zich bewaren: kristallen. Zo ongecompliceerd, zo moeiteloos kan Hirs’ argeloosheid zijn. In tweede instantie is er de tekst zelf natuurlijk die eigenlijk een enumeratie is van wat sneeuw zou kunnen zijn zowel in concreto als in abstracta. Het gedicht lijkt in één lange adem geschreven. Een effect dat Hirs sorteert door het weglaten van de interpunctie. (Het ritmerende spel met de interpunctie is een constante in deze bundel en trouwens binnen het geheel van haar poëtisch werk vast te stellen.) Hiermee wint deze tekst aan een soort orale stootkracht. Ik ervaar dit gedicht als iets auditief-visueel. Dit niet om het gedicht in een categorie binnen te willen loodsen. Maar auditief-visueel als referentiepunt, als startblok.

Hirs blaast het woord ‘sneeuw’ nieuw leven in. Alsof ze voor het eerst het woord uitspreekt, het woord meebeleeft. Ze maakt van het woord ‘sneeuw’ een sneeuwtaal, een wit alfabet. Ze noemt dat dus zelf een polysynthetisch gebaar. Polysynthese is een term uit de linguïstiek. Een vrij complex begrip dat ik hier niet wens uit te diepen. We onthouden ervan dat Hirs met deze ‘polysynthese’ erin slaagt om binnen het woord ‘sneeuw’ allerlei onvermoede betekenissen op te roepen. Onder meer door het gebruik van neologismen.

Hoewel in deze bundel Hirs naar mijn gevoel meer allegorisch dan metaforisch uitvalt, citeer ik hier een beschouwende passus uit het laatste boek van Peter Verhelst, ‘Tegen het vergeten’. Ik citeer: “Een metafoor creëert altijd spanning tussen wat wordt gezegd en waarnaar wordt verwezen, altijd zijn er oncontroleerbare betekenislagen, waardoor het nooit zeker is welke associaties ermee worden opgeroepen bij de toehoorder. (…) Metaforen genereren betekenissen, omdat net de frictie tussen oorspronkelijke betekenis en metafoor je in staat stelt ingesleten manieren van denken te verlaten, zodat je toegang krijgt tot een reservoir aan herinneringen en analogieën, die op hun beurt nieuwe onvermoede analogieën opwekken, gevoelens, fantasieën, dromen, hoop, illusies, angstdromen, woede, manieren om je niet zo eenzaam te voelen.”

Dit citaat lijkt me precies waar het Hirs om te doen is. Centraal in haar poëtisch werk staat namelijk ‘betekenis’. In haar eigen woorden: “Uiteindelijk valt of staat een gedicht met betekenis (…) Voor mij is betekenis het belangrijkste ingrediënt.”
Misschien bedoelt ze met betekenis veeleer ‘betekenissen’, is het woord ‘betekenis’ hier als een metonymie te lezen: een enkelvoud dat als een meervoud is bedoeld. De taal zo aanwenden dat de taal eventjes uit de lexicale voegen stapt. De taal wordt dan meer klank, meer zang, meer glossolalie. Kantje boord wordt het gedicht een ‘ zingen in tongen’ zoals Hirs in de openingscyclus noteert. Op die manier maakt ze de taal weer tot feest, tot roes, tot geestdrift. Al wat ik ‘haar enthousiasme’ noemde en wat mij haar poëzie als blijvend aanstekelijk laat ervaren.

Ik veroorloof me hier een kleine, strikt persoonlijke uitweiding. Dat traditioneel een gedicht op een wit blad met in het zwart afgedrukte woorden wordt gepresenteerd, is iets wat Hirs blijkbaar niet erg gelukkig maakt. In haar vorige bundel ‘Gestamelde werken’ stond er al een cyclus ‘bij toeval en de sterren’ (zonder hoofdletter alweer) waarin de zwart-wit rollen binnen de typografische presentatie werden omgekeerd. In deze bundel is er dus het ‘polysynthetische sneeuwalfabet’.

In een klassieke setting lijkt het of het zwart van de woorden het wit de pas afsnijdt: het zwart neemt bijna alle plaats in, het wit wordt monddood gemaakt, wat ervan overblijft duikt onder. (De poëtische richting die als ‘écriture blanche – witschrift’ wordt aangeduid, zal nu net – onder meer – betrachten het wit weer tot adem te verwekken, door de woorden tot een minimum terug te brengen en/of die in een andere, niet-conventionele typografische schikking te plaatsen.) In het gedicht van Hirs gebeurt nu net het omgekeerde. Het blad is een dood zwart vlak (het onbekende jaar 2071?). De in het wit afgedrukte woorden brengen binnen het zwart ‘spreken’ aan: de woorden leven, proberen te duren. Ze verlangen. Een positieve houding lijkt me dat. Zure scepsis, door taalkritiek afgebladderde lyriek vinden we bij Hirs niet meteen terug. Ze benadert wat Paul Van Ostayen in beroemd geworden woorden omschreef als ‘ik wil bloot zijn en beginnen’. Haar poëzie begint en volhardt in dit begin. Haar poëzie wordt daarmee vitaal, bevindt zich in een toestand van ‘statu nascendi’.

In het polysynthetische gedicht (en eigenlijk doet ze dat in al haar gedichten) wordt het woord sneeuw uitgegraven en wat de dichter opdelft zijn betekenissen. Het zijn weliswaar geen sluitende betekenissen, omdat ze (zoals Verhelst stelt) niet altijd controleerbaar zijn. Die betekenissen bieden wel elk afzonderlijk een resem (lees)mogelijkheden aan. Ze beschikken over ‘spelingen’ (ik refereer hier aan de titel van één van haar bundels) en over ruimten, open ruimten. Met soms kosmische allures. In deze bundel echter blijven de ruimten eerder werelds en bovenal lichamelijk.

Waarom omschreef ik hierboven Hirs’ bundel meer als allegorisch dan metaforisch? Ik ga uit van de stelling (zoals doorgaans wordt aangenomen) dat een allegorie een consequente metafoor is. In de bundel staan twee cycli die hiervan blijk geven. Met name ‘bewegingslijnen’ en ‘varens’.

Hirs brengt taal in beweging, duwt haar zo veel mogelijke alle richtingen uit, voorziet haar van bestemmingen. De gedichten uit de openingscyclus ‘bewegingslijnen’ brengen het bewegingsproces in beeld, in taal, in kaart. Het allegorisch karakter laat zich merken in het beeld van ‘de pelgrimage’. Van die pelgrimstocht is de openingscyclus het verslag. Het is een verkenningstocht, een afdaling, een beklimming. En een inwijding waarbij de dichter wellicht uit ‘de walnoot’ van concepten probeert te breken. (‘Walnoot’ is een woord dat in deze cyclus een paar keer opduikt.) Fysieke gewaarwordingen, herinneringen, zinsbegoochelingen, opwellingen, dromen en nachtmerries trekken hun sporen in deze teksten (die zich afspelen in onder meer de hedendaagse grootsteedse wereld en de daarbij horende (sub)culturen). We vinden er ook het voor Hirs typerende spanningsveld ‘voelen en denken’ (die een onverbrekelijke twee-eenheid vormt) in terug. Een thematiek die zich overigens over de hele bundel uitstrekt.

Poëzie en denken. Nogal wat lezers verwachten dat poëzie zich enkel binnen een subjectieve gevoelswereld kan of mag ontwikkelen. Maar het valt niet te ontkennen dat de laatste 150 jaar het reflexieve deel is gaan uitmaken van het schrijven van poëzie. De vraag is enkel: over wat soort denken gaat het? De negentiende-eeuwse Franse dichter, de grote Stéphane Mallarmé gaf de voorzet: ‘il faut penser de tout son corps’. Stefan Hertmans varieerde daar ooit op met: ‘poëzie is denken met het lichaam’ en bracht hiermee de poëzie in de nabijheid van de dans. Het betreft dus niet meteen een filosofisch, of een zich naar een afgerond systeem toewerkend denken: het is een sensitief denken – zowel bewust als intuïtief. In een recent interview met Johan de Boose (Poëziekrant, nr.6, 2017) vertelde ze daarover het volgende: “Voelen en denken houden wij sinds de wetenschapsrevolutie doorgaans heel erg gescheiden. Het was toen ook noodzakelijk om helder te krijgen wat wat is. Maar in mijn ervaring liggen ze dicht bij elkaar. Antonio Damasio’s boek Looking for Spinoza raad ik iedereen aan. Het maakt onderscheid tussen voelen en emotie. De emotie is de fysieke sensatie. Het gevoel is er zodra je de emotie een plaats geeft op de mentale achtergrond. Wanneer je de emotie een plek hebt gegeven in het lichaam, spreek je van gevoel. Dan is de emotie (be)grijpbaar geworden. Voelen en denken ervaar ik als één ding, het is een kruisbestuiving, een intuïtieve stroom.”
Het is speculatief maar ik kan het niet laten om de cyclus ‘bewegingslijnen’ van enkele aspecten van de processen die ze hier markeert het allegorisch rapport is.

In de cyclus ‘varens’ tendeert de pelgrimstocht naar een zoektocht. In dit geval een zoektocht naar ‘varens’. Het soort ‘varen’ dat gezocht wordt, is een soort ‘graal’. Iets waarnaar je blijvend op zoek kunt gaan en misschien wel voor een nimmer vervullend verlangen moet staan. Naar varens speuren om er nieuwe te ontdekken en er namen voor te vinden. Het lijkt wel erg op het schrijven en het lezen van een gedicht, die zoektocht. En een gedicht schrijven of lezen, dat doe je niet zomaar, daar moet je mentaal op voorbereid zijn. Je hebt er een gereedschapskoffer voor nodig waarin de dingen die je hebt bij te houden en te onthouden zijn opgeborgen. Een volle koffer vol sensitiviteit en vol capaciteiten om uitvergroot naar de dingen te kunnen kijken. (De poëzie schuilt in het detail, in het microscopische kleine. Blake: to see a world in a grain of sand.) Een koffer vol kennis, ambacht, woorden, denken en voelen. Om dat dan allemaal in taal tot betekenis uit te laten waaieren.

wat neem je mee? gereedschap: pincet, een plantenpers, zelf gemaakt
van lichte houten plankjes en wat vodden, landkaarten, bausch
& lomb, handlenzen, hastings, vergrootglazen: tienmaal, twintigmaal.
een pincet. felco, knijper. nikon, fototoestel met macrolens. nog meer

landkaarten, zoveel boeken als er in je rugzak passen, naslagwerken
voor de identificatie van varens, andere planten. garmin, gsm
om de weg mee te kunnen vinden, de precieze geografische coördinaten
mee te bepalen vindplaatsen. nieuwe varensoorten, modder, modder.

Kortom al het nodige voor de dichter en lezer om bloot te kunnen zijn en te beginnen: het nagestreefde nulpunt. Ik schreef dat deze bundel werelds was. Hier is een voorbeeld van. Het gebruikte vocabularium in dit gedicht is deze van de wereld van nu. ‘Varens’ is een mooie reeks die uit vier gedichten bestaat. Onbevangen, knipogend ludiek, intelligent (zoals altijd) en met die intelligentie valt de cyclus zeer subtiel en daarom verrassend uit. De bundel bestaat uit zes ongelijke delen bestaande cycli. Ik zal ze hier niet allemaal uitdiepen. Hoewel ‘je andere onophoudelijk’ en ‘oneindig breekbare’ veel interessants bieden. Ik sta nog even stil bij de laatste cyclus ‘zeg liefde’. Een ontvankelijk gedicht dat de lezer begroet met open armen. De open armen van de woorden.

Ook hier weer probeert Hirs een poëtisch cliché (liefde – in deze context wordt zelfs het woord ‘hart’ niet ontweken) tot iets nooit eerder gezegd uit te dragen. Het is een bijna idyllisch getinte hymne. Aan de liefde, aan het leven, aan de zinnelijkheid. De thematiek van het koppel voelen-denken wordt hier maximaal uitgevouwen en als een essentiële bouwsteen van het menselijke voorgesteld.

In de liefde vindt het lichaam zijn ultieme bestemming. Liefde is het overschrijden van een grens. Zoals het schrijven van poëzie. Een poëtische ervaring is een lichamelijke ervaring, een liefdesdaad. Buiten als binnen de werkelijkheid om: ’ verankerd in het lichamelijke als boven het lichamelijke verheven’ .

Dyonisos – Hirs herinnert er ons aan dat die uit het dijbeen van Zeus is geboren – wordt bejubeld. Dronkenschap gehuldigd. En het genot wordt niet vergeten: ‘ wie heeft zin in het leven als je het genot eruit weglaat?’ . Nooit eerder vertoonde Hirs zich zo uitgesproken hedonistisch. Wat een menselijke tragiek niet uitsluit:

vond je geen wezens rampzaliger dan wij want al het andere is tevreden

met de grenzen die de natuur stelt terwijl wij de grenzen van het lot
steeds te buiten gaan

In dit gedicht wordt niet meteen de geliefde aangesproken maar de liefde zelf. Ze wordt omschreven als ‘ gewoon hoopvol/gelukkige natuurlijkheid’ . Ze heeft dan ook geen grote woorden nodig om haar aan te spreken. Die woorden lijken uit een niet te stelpen ‘intuïtieve stroom’ vandaan te komen. De zinnen lijken zich te haasten: ze rollen over elkaar heen want ze moeten zo vlug mogelijk en als eerste ergens aankomen. Daar waar ‘Betekenis’ zich bevindt? Zo gedragen de zinnen zich als de liefde zelf. Een gedicht met een wat didactisch-filosofische ondertoon. Hirs brengt een door en door positieve boodschap. Een leerdicht maar dan zonder een uitgestrekt moraliserend vingertje. Een mooi sluitstuk voor deze bundel.

Ik merk dat ik hier en daar op een metapoëtische lezing van deze verzameling heb aangedrongen. Maar dit is een persoonlijke perceptie. Een andere lezer (of een andere lezing) kan andere schuifjes optrekken, op andere uitwegen uitkomen. Er gelden geen a priori’s voor het lezen van Hirs: de lezers heeft enkel de zintuigelijke kant van de woorden op te zoeken. Ongetwijfeld is dus deze bundel (voorlopig) Hirs beste en best haar meest menselijke bundel. Het hoort niet in een recensie maar toch wil ik in de laatste regel van deze recensie sentimenteel worden. Je voelt je niet eenzaam als je haar gedichten leest: Hirs geeft en deelt.

De Schaal van Digther, 8 juni 2018

Edwin Fagel: Zes bestemmingen

Wanneer je verdere bijzonderheden, de zesde bundel van Rozalie Hirs, openslaat, begint direct een duidelijke stem te klinken. Een bescheiden, maar heldere stem, die de muzikaliteit (en de semantiek) van de taal optimaal uitbuit. Bijvoorbeeld door in de reeks bewegingslijnen de opsomming als een stijlfiguur in te zetten. Het levert een wonderlijk soort precisie op: “neem dan een latte op weg, een sapje, biertje, spa”.

Het openingsgedicht is feitelijk een uitleg van hoe de reeks werkzaam is en laat ook zien waarom dat zo is:

markeer zes bestemmingen naar keuze op de kaart
[…]
voeg één pad toe dat alle plaatsen met elkaar verbindt,
bij voorkeur over de kortst mogelijke afstand.

Wie het consistente oeuvre van Hirs volgt, weet dat ruimte een fascinatie van de dichter is, preciezer: de aanwezigheid van het lichaam in die ruimte. Het eerste dat bij verdere bijzonderheden opvalt, ten opzichte van de eerdere bundels, is de vormvastheid. Het maakt de gedichten op een bepaalde manier concreter, intenser. Lichamelijker. In een gedicht als ‘van roos tot enig glaswerk’ vindt een kenmerkende beweging plaats: de humor van de regels zijn verrassend omdat het gedicht er zo ernstig uitziet, en de toon zo verheven is:

wie drinkt er uit jou, fluitglas, je kleurloze kelk op aquamarijnblauwe vleugelstam
in de vorm van een acht, met aan weerszijden vleugels, als een engel, vogel

De ernst, vervolgens, die achter die humor schuilgaat, verrast evenzeer: de vraag naar het ‘wie’ wordt steeds dringender gesteld, waardoor de nauwgezette beschrijving van het aanwezige een afwezigheid benadrukt.

Maar dit is slechts één van de bewegingen, één van de bestemmingen op de kaart. De bescheidenheid van de titel (die immers suggereert dat het belangrijkste al voorbij is) is bedrieglijk. De gedichten zijn met recht ‘bijzonderheden’.

Edwin Fagel, Awater, 23 januari 2018 (Winter 2018)

Edwin Fagel: nominatie Awater Poëzieprijs 2017

ROZALIE HIRS, VERDERE BIJZONDERHEDEN. Ik hou van de speelse, muzikale en tegelijk betekenisvolle poëzie van Hirs. In deze bundel zijn haar gedichten bij alle vormvastheid bijzonder springerig en spannend.

Awater, Winter 2018

Els van Swol: Zingen in de bus

Het gebeurde tijdens een korte busrit. Bij het winkelcentrum stapte een stel jongens in die achterin plaatsnamen en een nummer van Kanye West begonnen te rappen: ‘Poop! Poop’ klonk het door de bus. Een halte verder kwam er een stel, luid met elkaar pratende meisjes bij die halverwege in de bus bleven staan. De buschauffeur vond dit alles bij elkaar waarschijnlijk herrie genoeg, en drukte elke keer als op een bandje de afkondiging van de komende halte begon, dit na de haltenaam meteen weg. Een van de meisjes vulde hardop en mechanisch het ontbrekende deel aan: ‘U kunt hier overstappen op stads- en streekvervoer. Vergeet u niet uit te checken.’ De andere meiden keken haar bewonderend aan en zij zei luchtig dat ze zoiets, als ze het een keer had gehoord, nu eenmaal niet vergat. Niets bijzonders.

De rappers en de meisjes voerden mij in gedachten naar een aankondiging van de presentatie van de nieuwe dichtbundel van dichter/componist Rozalie Hirs, verdere bijzonderheden, die voordat ik van huis ging tussen mijn e-mail zat. Daarin werd opgeroepen om de gedichten hardop te ontdekken: “zing ze als het ware, in de bus, bij je oma, wandelend in het bos, op reis, thuis, in bad. Lees ze voor jezelf, voor je geliefde, je zus, vriendin, huisgenoot, vader, broer of moeder. Of laat ze je voorlezen. Zing ze op steeds andere wijze. Op eigen tempo, ademend, denkend door je eigen stem.”

Ik ben alleen bang dat als ik dat in de bus zou doen, de kakofonie nóg groter wordt, en de chauffeur nog stressvoller, dus houd ik me stil.

De rappende jongens en meisjes in het middenpad waren inmiddels uitgestapt en de rust in de bus keerde terug. Ik mijmerde verder en dacht aan een masterclass blokfluit die ik eens aan de toenmalige Muziek Pedagogische Academie in Leeuwarden bijwoonde. De docente, niemand minder dan de blokfluitiste Jeanette van Wingerden, behandelde enkele variaties van de Utrechtse componist/beiaardier/blokfluitist Jacob van Eyck op de in zijn tijd bekende teksten en melodieën. Je moest volgens Van Wingerden de onderliggende tekst als het ware, terwijl je hem speelde, met je tong uitspreken. Pas dan zou je volgens haar de intentie van Van Eyk ‘pakken’.

Nog een stapje verder denkend – ik was tenslotte nog niet op mijn bestemming aangekomen – in het voorwoord van zijn strijkkwartet Fragmente-Stille, an Diotima, noteerde de componist Luigi Nono vele eeuwen na Van Eyck, dat de vier musici geacht werden de in de partituur opgenomen tekst van Hölderling innerlijk te zingen. Hij bracht me op een idee en misschien ga ik dat maar doen met de gedichten uit de nieuwe bundel van Rozalie Hirs: innerlijk zingen of uitspreken. Al dan niet in de bus, dat maakt dan immers niet meer uit.

Literair Nederland, 11 juni 2018

Maud Ockers: verdere bijzonderheden

Rozalie Hirs is in 1965 in Gouda geboren. Na het gymnasium/lyceum behaalde ze in 1990 aan de Universiteit van Twente haar titel ‘Master of Science’ in de chemische technologie. Ze speelde al piano en zong en ging door met zangstudie aan de conservatoria van Utrecht en Den Haag. Tijdens die jaren veranderde haar hoofdvak zang in hoofdvak compositie. Ze componeert o.a. werken op eigen teksten. Op youtube zijn uitvoeringen van verschillende werken te horen en te zien. Zowel in haar muziek als in haar gedichten vindt ze eenzelfde intensiteit en kwaliteit. Zelf zei ze ooit: “Zal ik je eens vertellen wat mijn ideaal in de muziek is? Dat ik een soort muziek leer schrijven die een dialoog aangaat met de fysieke en emotionele processen in de hersenen.”
Verdere bijzonderheden is haar zesde dichtbundel. Na bovenstaande uitspraak sla ik de bundel weer zomaar ergens open en begeef me op pagina 50 in het gedicht:

Vlucht van de vogel (leonardo)

alleen al door de kracht van het vuur
een golf van siddering langs de huid
zingt een lied zijn woordeloze dingen
stilte echo en stilte –
de stem van het bloed
smaak van tranen – volgens welke de stad
elke nacht haar vroegste begin
de wolken toespreekt?

vochtige van licht doordrenkte flarden
in de verte woorden koud en diep
pas verschenen enzovoort
tonen een vogel die met zijn vleugels klappert
de schouders optilt
vleugelpunten naar zichzelf toe slaand
de lucht samendrukt
tussen vleugels en borst
tot ze hem omhoogduwt

Van alle verrassingen is het vraagteken er zeker een. Het geeft hier voor mij aan, dat er geen toon van een constaterende punt klinkt, maar dat de tekst, de aandacht, de opmerkzaamheid open blijft voor andere inhouden die worden verwacht. Ik word meegenomen in het proces van de stilte, het woordeloze, waarin woorden opkomen bij sensitieve beelden. Daarbij wordt het opvliegen van de vogel door lucht samen te drukken tussen zijn vleugels en zijn lijf beschreven, waarbij poëzie en wetenschap samengaan in bewondering. Die betekenis van het vraagteken gebruikt ze nog een keer, op bladzijde 56; verder zijn vraagtekens vraagtekens in de gedichten. Ook het gedachtestreepje geeft extra tijd aan, om een tussenzin; ruimte, waaruit/waarin het vervolg vorm krijgt. Refereert Rozalie Hirs in de titel van het gedicht aan Leonardo da Vinci’s anatomische zoektocht naar de mogelijkheden van het vliegen en naar zijn uitvindingen op dat gebied? Freud vond zulk wetenschappelijk streven een sublimatie van (homo)seksuele driften.

Hoe dan ook, de gedichten van Rozalie tasten zich ruimtelijk door de tijd, of tijdelijk door de ruimte. Er staan punten, ja, maar veelal juist niet, zodat opkomende, gebeurende zwenkingen niet belemmerd worden. Zoals op bladzijde 48 in:

gerede hemelen

reizen door een oneindig bewijs van gerede hemelen of onvolkomen
heden aardediep uit haar spiegel gefiguurzaagde verleiding

die alfabetswandeling onder verliefden langs rozen en lucht
op hun mooist als een reiziger hier onverwacht aan beantwoordt

op de vlucht werkt als vanzelfsprekende ontmoeting die verboden
schrijvers uit vrijheid geklaarde onmogelijkheid in de eigen naam verkeren

een beeld binnenlaten zomaar uit interesse voor het onbekende
dat wij natuurlijkerwijs bezitten of enig verlangen onvolkomen

nieuw als een mysterie of een engel die lijkt op een mysterie
op het gedachte gevoel verschijnt

Er komt van alles op, ver weg en dichtbij, waarbij de conditie van de woorden en de beelden dusdanig wordt bewaakt, dat ze vrij blijven om zich naar believen, tijdelijk, te verbinden met de woorden ernaast en toch ook met een zin verderop in het gedicht.
Er is geen einde aan nieuw ontstaan, vervormen, verbinden en verdwijnen. En dan heb ik het nog niet over hoe woorden met hun klank(rijmen) en betekenis ritme geven binnen zinnen en de vaart dan ineens weer laten luwen. Een doorgaand geboren worden en verdwijnen aan haar zintuigen en geest; een organisch gebeuren, dat deze fantastische dichter aan ons voorlegt.

Iedere lezer zal met haar/zijn eigen aandacht een eigen weg in de gedichten kunnen vinden. En die weg door de tekst kan vaak een andere worden dan bij vorige lezing. Je kunt omwegen nemen, maar ook doorsteken maken; regels kunnen bijzinnen worden, zodat de regels eromheen een andere nuance krijgen. Een heerlijke ervaring, vind ik!

Vrouwenbibliotheek. Utrecht, 25 mei 2018.

Remco Ekkers: Voelen slokt denken

With this book Rozalie Hirs celebrates life, through the senses, singing.

We nemen een kaart van bijvoorbeeld Japan en we kiezen zes bestemmingen, bijvoorbeeld Nagasaki, Hiroshima, Okayama, Osaka, Kyoto, Tokio. Al die plaatsen hebben een eigen geschiedenis, leeftijd, omgeving, inwonertal en verschillende eetgelegenheden. In Hiroshima kun je bijvoorbeeld in Okonomi-Mura een soort pizza eten.
We beginnen bijvoorbeeld in Huis ten Bosch – die plek noemen we en trekken zes paden naar die zes bestemmingen. Dat zijn dus zesendertig wegen. We voegen nog één pad toe dat de zes plaatsen verbindt; de kortste weg, maar die wordt gehinderd door bergen, rivieren, binnenzeeën. Je moet goede wandelschoenen hebben, een rugzak en voor onderweg een tent, een slaapzak, misschien een geweer.

We hebben nu gedaan wat het eerste gedicht van de afdeling bewegingslijnen van de bundel verdere bijzonderheden van Rozalie Hirs voorstelt. Je kunt ook naar het noorden van Canada of naar China.

Het gedicht bestaat uit drie terzinen met regels van vergelijkbare lengte. Het tweede gedicht bestaat uit twee quintetten. Wat opvalt in de reeks is het aantal punten:

naast een jonge berk. op 1 mei. in een maisveld. wanneer het regent.
in een auto, niet noodzakelijkerwijs zonder dak. door een verrekijker.
gedroomd. zeer langzaam, zonder contactlenzen in. indien gewenst.
alleen. dan.

Het geheel heeft een opgewekt, monter karakter. Zo gaan we op weg. We gaan dat doen. Het pad dat we kiezen is voor ons. Er is stof, er zijn “slangen en glinsterend zand”. Vanwege die slangen besluiten we vannacht niet buiten te kamperen. We hebben enge dromen, maar de volgende morgen eten we pannenkoek met stroop en boter en vertelt de moteleigenaar over een film van lang geleden.

De afdeling telt twintig gedichten, afwisselend terzinen, kwatrijnen en quintetten. Er wordt geen verhaal verteld. De verzwegen ik reist niet door Japan. Er is een je-figuur en een ander. Er wordt gekust, in bad gegaan, een modern museum bezocht, friet gegeten, “zeg maar” gezegd. Taal klinkt als muziek, soms met een dissonant. Woorden verwijzen naar werkelijkheden, dromen, herinneringen. De lezer moet het lezen en herlezen, hardop, misschien proberen te zingen.

In de volgende afdeling je andere onophoudelijk vinden we drie gedichten zonder interpunctie. Je zou de dichteres moeten horen voorlezen, zodat je sommige syntactische pauzes zou kunnen ontdekken:

vult modder een holle weg wanneer een schaduw pasgeboren
lucht het water kust die bloedkring was rond de maan daar een kind
in melksteen zit naast stapels vlekken de droom en ochtend blauw
en breekbaar vinden van dauw krakende botten met glasgordijnen
het dier beademen dat naar verdwenen handen kijkt

In varens krijgen we zeer concreet te lezen hoe en wat varens zijn. We kennen ze uit onze bossen, maar varens en varenachtigen komen over de hele wereld voor. Er zijn duizenden verschillende soorten. In het bijzonder zijn ze overvloedig aanwezig in tropische of gematigde regenwouden, niet verwonderlijk omdat ze van vocht houden. De dichteres zag in Venezuela de meest exotische exemplaren. De vier gedichten zijn opgedragen aan Stefan Hertmans, die wellicht haar fascinatie deelt.

Na oneindig breekbare, gedichten met een titel, komt nog een sneeuwalfabet, wit op zwart, een sneeuwdroom anno 2017 met allerlei sneeuwwoorden van a tot z, waarbij sommige letters ontbreken omdat er geen sneeuwwoorden mee te vinden waren en tenslotte zeg liefde, vier liefdesgedichten, Grieks-mythologisch, dionysisch, dronken van liefde:

het heerlijkst leeft wie zonder besef en zonder verstand bijna
geen verdriet heeft om direct daarna te verwelken of bloeiende
schoonheid te verschrompelen

Rozalie Hirs viert het leven in deze bundel: zintuiglijk, zingend, maar ook schrijft zij:

geluk treedt dan pas volledig in als voelen denken haar oorspronkelijke
lichaam verliest en onsterfelijkheid ontvangt tot zover ben jij liefde

zowel verankerd in het lichamelijke als boven het lichamelijke verheven
het onzichtbare boven het zichtbare wat geen oog heeft gezien

geen oor heeft gehoord wat in geen hart hoofd is opgekomen
al wat het onbekende heeft bereid voor mensen die liefhebben

dat ben jij die door de overgang naar het andere leven
niet wordt weggenomen maar wordt vervolmaakt

Remco Ekkers, Tzum weblog, 16 januari 2018

Remco Ekkers: wakkere paarden

voorbij de waarheid vind je wakkere paarden naast de dag
het almaar stiller dan een penpunt is en dood blijft voelen

denken vanuit het graf geklauterde kinderen tegenkomen
bij de zoveelste schreeuw tegelijk het oog de bocht omgaat

een zegel levert vastbesloten gezond de dag weer
drijft weg almaar diepte vangend in het dansende verder

geraamten die ons voorgaan bij aankomst in elke stad
mechanieken van vervoering vertonen een zondags iemandsland

neuriënd naar de vijand onverkiesbaar in een lichaam trillende
vogels kloppende hoofdpijn bezingen een blauw

veranderend niets tot een onbemand hart los sprekende
horizonversnelling naar jou toe brengt nu een buiging maakt

Rozalie Hirs zet in de meeste gedichten geen leestekens, waardoor je je kunt afvragen hoe je een zin moet lezen. We zijn gewend aan het lezen van een krant of een artikel in een tijdschrift. De zinnen zijn dan meestal syntactisch in orde. De woorden volgen elkaar in dit gedicht op als muzieknoten in een fragmentarische compositie. De klank is van belang, ook het ritme. Dat geldt natuurlijk voor alle gedichten, jong en oud, maar bij een dichter als Hirs in het bijzonder.

Je zou kunnen denken dat de woorden zonder onderlinge en uitbouwende betekenis achter elkaar geplaatst zijn. Hoor de klanken: waarheid, paarden, naast, almaar en wakker, dag en penpunt, denken etc. Voel het ritme. Zing de woorden. Toch is taal een betekenisvol communicatiemiddel, anders dan muziek. Ook muziek heeft betekenis, maar die kun je meestal niet in woorden vangen. Hier gaat het om woorden en woordgroepen met een meestal nauw omschreven betekenis.

Wat betekent ‘voorbij de waarheid’? Ik zou zeggen, in het Trumpiaanse ‘post-truth’-tijdperk: de leugen, eventueel: de kletspraat, de praatjes voor de vaak, om de domme kiezer een rad voor ogen te draaien. Daar vind je ‘wakkere paarden’: oplettende mensen die geen signaal willen missen, die alert zijn. Zij zijn ‘naast de dag’. Ze kijken er naar, worden ‘almaar stiller dan een penpunt is’. Dat is heel stil ‘en dood’. ‘voelen’ blijft daar ‘denken vanuit het graf’. Kinderen weerspreken die dood. Er wordt geschreeuwd. Het oog sterft, gaat de bocht om.

Maar ‘een zegel levert vastbesloten gezond de dag weer’. Ik moet denken aan: ‘Als Lam van God opent Hij de zegels van de boekrol. Hij toont zijn gemeente de weg voor haar verdere groei en ontwikkeling naar Gods bedoeling. Hij laat zien wat er in deze heilsopenbaring aan de orde is.’ Maar ‘dat drijft weg almaar diepte vangend in het dansende verder’. We dansen naar de afgrond. ‘geraamten die ons voorgaan bij aankomst in elke stad’. Het wordt allemaal handig en met kennis van demagogie uitgevoerd.

‘een zondags iemandsland’: verwijzing naar de rechtse dominees die deze politiek mogelijk maken. De vijand wordt belachelijk gemaakt; hij wordt onverkiesbaar, maar dat leidt allemaal tot ‘kloppende hoofdpijn’. Het leidt tot ‘een blauw // veranderend niets tot een onbemand hart los sprekende’. We versnellen naar een toekomst en moeten buigen.

Ik stel me voor dat de dichteres hier hard om moet lachen. Ze zegt: ‘Hoe komt hij hier op?’ en ik zeg: ‘Vertel maar hoe ik het gedicht moet lezen.’

Remco Ekkers, Ooteoote weblog, 16 februari 2018

Dieuwertje Mertens: Kies de vrijheid en wel nu

Hirs’ poëzie moet je hardop ontdekken: ‘Zing op steeds andere wijze’

Rozalie Hirs (1965) is niet alleen dichter, maar ook componist. Het is dan ook niet verrassend dat op de achterflap van haar zesde bundel verdere bijzonderheden de aanwijzing staat om de gedichten ‘hardop te ontdekken. (…) Zing op steeds andere wijze. Op eigen tempo, adem, voelend denkend door de eigen stem.’

De partituur is niet vastomlijnd. De regelafbreking is willekeurig, soms zijn er strofes, soms niet. Hirs maakt wel gebruik van leestekens, maar omdat punten niet worden gevolgd door hoofdletters, zijn ze niet dwingend. Ze geeft de lezer veel autonomie, binnen de kaders die ze zelf heeft geschapen:

markeer zes bestemmingen naar keuze op de kaart
van je keuze, elk met een heel eigen geschiedenis, leeftijd,

Hoewel de lezer aan de hand van de zes gekozen bestemmingen zijn eigen route mag bedenken, is de toon directief

pak je rugzak.
wat neem je mee – tent, slaapzak, geweer?

Het begint goed. Daar gaan we, op avontuur met Hirs. In de eerste cyclus bewegingslijnen neemt ze de lezer mee naar motelkamers, vluchtroutes, rotsen, een museum.

Ze schakelt soepel van beelden naar ervaringen naar herinneringen:

sporen van liefde. in de wasbak je zeep, scheerschuim. in de lade je sokken.
op de vloer de vieze. schrijven ‘jij’ in de kamer. niet echt jij . hij evenmin.
buiten zichzelf. ben jij. schim van beweging. alweer. rilt. een buitenissig rillen

voorbij de tijd. toont een jonge kelner zijn sixpack aan meisjes – zonovergoten
god die almachtige golven berijdt. hoog, heel high. giechelen meisjes dan tilt
een denkbeeldige surf ze op, allemaal tegelijk. tolt licht rond, in het rond.

De jachtige associaties van Hirs lijken soms op steno. Wat haar poëzie verrassend en goed maakt, zijn de tegenstellingen: op directieve toon benoemt ze de vrijheden, ondanks de haastige toon, en heeft ze oog voor detail. Ze combineert formeel taalgebruik met intieme zaken:

word gekust, indien gewenst op de mond.

Na die eerste cyclus zakt de bundel een beetje in. Misschien was de bundel wel sterker geweest als hij alleen uit bewegingslijnen had bestaan. Er volgt onder meer een ode aan varens, een ode aan de liefde en het opsommende polysynthetisch sneeuwalfabet. De gedichten zijn zintuiglijk en eerder reflectief dan associatief.

Avontuur is niet langer het doel. De ijzersterke eerste cyclus wordt niet meer geëvenaard. De reis voert nu richting het einde. Onbezonnen vrijheden maken plaats voor levenslessen: geen oor heeft gehoord wat in geen hart hoofd is opgekomen.

Dieuwertje Mertens, Parool, 30 december 2017

Eric van Loo: Gedichten om hardop van te genieten

Tijdens het lezen van verdere bijzonderheden van Rozalie Hirs kwam ik er al snel achter, dat er van de lezer een andere leeshouding gevraagd wordt. Mede door het witte winterlandschap van begin december werd mijn aandacht als eerste getrokken door het ‘polysynthetisch sneeuwalfabet’, dat ergens aan het eind van de bundel met witte inkt op zwarte bladzijden is afgedrukt. De ondertitel ‘[sneeuwdroom anno 2071]’ doet vermoeden, dat het gedicht in een verre, sneeuwloze toekomst is gedacht. Twee bladzijden lang lezen we een opsomming van de meest uiteenlopende sneeuwfenomenen. Ongewone poëzie, maar gezien de regeleindes ook niet echt een prozagedicht te noemen:

sneeuwadem sneeuw in baarden in de vacht
van sneeuwhonden naar binnen gewaaide sneeuw
die blauw lijkt in de vroege morgen weggeblazen
sneeuw sneeuwbloemen sneeuwblokken voor de bouw
onbruikbare sneeuw dageraadsneeuw sneeuwdamp
dorp onder sneeuw bedolven driftsneeuw drijvende
sneeuw sneeuwengel besneeuwde voetafdruk

De flaptekst – die als enige tekst in de bundel van hoofdletters is voorzien – biedt nuttige wenken: “Ontdek de gedichten hardop, zing ze als het ware, bijvoorbeeld in de bus, bij je oma, wandelend in het bos, op reis, thuis, in bad. Lees ze voor jezelf, je geliefde, zus, vriendin, huisgenoot, vader, broer of moeder. Of laat ze je voorlezen. Zing op steeds andere wijze. Op eigen tempo, adem, voelend denkend door de eigen stem.” Dat hardop voorlezen werkt, maar het is nog niet zo eenvoudig. Waar adem te halen? Waar pauzes te nemen, welke woordgroepen horen bij elkaar? Net zoals bij het spelen van een muziekstuk vanaf blad vergt het voorlezen een paar keer oefenen. Misschien is dat wel de bedoeling van de dichter, die tevens componist is. Op Spotify kan ik slechts één track van haar vinden. Maar dat is wel een sleutelstuk. Luister maar even mee: is dit muziek, is dit poëzie? De tekst is niet volledig verstaanbaar, maar duidelijk is dat de twee stemmen door de ritmische voordracht de woorden tot klanken reduceren, en dat anderzijds door de voordracht de woorden een andere betekenis krijgen. Terugkerend naar het sneeuwfragment krijgt de tekst een bezwerend karakter, waarbij de woorden kriskras als sneeuwvlokken naar beneden dwarrelen.
Naast het genoemde sneeuwgedicht bestaat verdere bijzonderheden uit vijf afdelingen. De afdelingen ‘bewegingslijnen’, ‘je andere onophoudelijk’, ‘varens’ en ‘zeg liefde’ zijn feitelijk gedichtenreeksen, die elk uit een aantal genummerde gedichten bestaan. Alleen de afdeling ‘oneindig breekbare’ bestaat uit gedichten die met een eigen titel in de inhoudsopgave vermeld staan. De thematiek van deze gedichten is wisselend. Centraal lijkt te staan het mens-zijn, waarnemen en waargenomen worden. Misschien verwijst ‘oneindig breekbare’ naar de kwetsbaarheid van het mens-zijn, zoals verwoord in ‘Fragile’ van Sting: ‘On and on the rain will say / how fragile we are’.

je komt uit het niets tevoorschijn noem het liefdesdaad ongelukje
toevalstreffer zomaar zijnde voor zover het verschijnt in enkelvoud al

wat je bent bestemd voor iemand om door iemand waargenomen
te worden zonder meer als zodanig verschijnend aan iemands zijn

of haar werkelijkheid waarheid borgt objectief een jij verdwijnend
in het niets doe jij iets levends toon je dat aan levenden die zich tonen

almaar verdwijnende tijdeloosheid naar het schijnt van dat alles
steeds sneller in de botsing tussen verleden en hoe het komt

een nog-niet en niet-meer samengebracht nu duurt zolang je begrensd
omsloten bent door de wijde stormachtige natuur van het alledaagse

Het ontbreken van hoofdletters en interpunctie maakt deze tekst niet zo makkelijk te duiden. Die meerduidigheid is natuurlijk opzettelijk. De condition humaine zelf is immers raadselachtig en ongrijpbaar. Ik lees, dat de mens ‘zomaar zijnde’ is en ‘verschijnend aan iemands zijn’. Maar is het laatste woord van de tweede strofe wel een werkwoordsvorm? Als we doorlezen staat er opeens ‘zijn of haar werkelijkheid’. Als mens ‘toon je dat aan levenden die zich tonen’, zijn we subject en object tegelijk. In ‘verschijn en wezen’ uit dezelfde afdeling lezen we iets vergelijkbaars:

niets verschijnt zonder dit waarnemen
van wie dan ook – hoe dan ook vindt verschijnen plaats
en geen zijnde – voor zover het verschijnt – bestaat in enkelvoud

De bundel opent met de uit twintig gedichten bestaande afdeling ‘bewegingslijnen’. Het eerste gedicht hieruit schetst een opdracht:

markeer zes bestemmingen naar keuze op de kaart
van je keuze, elk met een heel eigen geschiedenis, leeftijd,
omgeving, inwonertal, soort van snackbar. trek zes paden

van tot aan iedere bestemming, al met al zesendertig wegen.

De sterk uiteenlopende gedichten ademen de sfeer van reisimpressies. Af en toe worden concrete plaatsaanduidingen gegeven: parijs, zierikzee, donoussa, carmel, alaska, xiangqi, connecticut (allemaal zonder hoofdletter). Een duidelijke verhaallijn ontbreekt. Er is een verlangen naar ontmoetingen, naar intimiteit:

wanneer de gelegenheid zich voordoet of iemand je aandacht
in het bijzonder trekt, en jij de zijne of de hare, in overeenstemming dus,
kus hem of haar op de wang. word gekust, indien gewenst op de mond.

Een voorzichtige toenadering, geheel in de geest van de wereld na #metoo. Ook hier is de aangesprokene subject en object tegelijk (kus / wordt gekust), een belangrijk thema in deze bundel. Als geheel doen de gedichten uit deze reeks echter ook nogal willekeurig aan, als een fotoalbum waarvan alleen de eigenaar de innerlijke samenhang kent.

bariton omarmt muziek. direct versieren muzikanten hem allemaal tegelijk.
in samenklinken, zeg maar, beschrijven zijn botten in golven geluid,
bewegingslijnen, zijn organen, huid. geven hem longen om mee te ademen,
een hart slaat. bloed door de tijd heen. woedt het lichaam. voedt. beweegt het,
laat het spreken vanaf het podium. de zaal in. waar het publiek ineens
allemaal tegelijk helemaal zichzelf in het duister. het lichaam uitvoert, stil danst,
opeens. hoe dan ook. wat de gevolgen, onvoorzien, ook zijn. luidsprekers.
in een kleine studio, alleen, in xiangqi, een slaapkamer, alleen, connecticut,
een kitchenette. samen. de luisteraar omarmt. muziek, een daad van luisteren.
verandert het lichaam. door. en door het luisteren zelf. steeds. opnieuw.

Dit is een van de weinige gedichten uit verdere bijzonderheden waarin de achtergrond van Rozalie Hirs als componist duidelijk doorklinkt. De afdelingstitel ‘bewegingslijnen’ krijgt in de eerste strofe een geheel nieuwe dimensie, die van geluidsgolven. Tevens zien we in dit gedicht een kenmerkend en atypisch gebruik van interpunctie. Met name de punten vormen geen afsluiting van een zin, maar eerder een onderbreking van de gedachtegang. De tekst komt daardoor af en toe nogal staccato over.

De reeks ‘je andere onophoudelijk’ is opgedragen aan Stefan Hertmans. Het is een moeilijk te volgen gedachtestroom van drie gedichten, die misschien verwijzingen naar zijn werk bevat, misschien gezamenlijke herinneringen ophaalt:

hoe je tegen de berg op springt terwijl regen je oren wast voelen
denken versjouwt laat door de winter een traan en wat beeld binnen

De serie ‘varens’ is opgedragen aan Katharina Rosenberger. Het is een vrij prozaïsch onderonsje over het veldwerk en de bestudering van deze plantensoort:

als je je een weg door het stof baant, vind je varens. objecten van onderzoek,
van verlangen. varens. een heel leven zoek je varens, streel je ze.
draai je bladeren om. om sporen te zien, poriën. mogelijke parasieten,
klompjes silica.

De bundel eindigt met de serie ‘zeg liefde’, misschien wel de meest lyrische gedichtenreeks uit de bundel. Vier uit disticha bestaande gedichten, met veel subtiele verwijzingen naar de Griekse mythologie. De relatie met een je/jij is belangrijk, zonder dat volledig duidelijk is hoe deze relatie eruit ziet, zo er al sprake is van een constante.

de een heeft werk voor minstens zeven vrachtschepen een ander
stalt honderd mud huizen uit intussen ben jij gewoon hoopvol

gelukkige natuurlijkheid die juist ligt in de verbijstering nu eenmaal
groter naarmate er meer van jou is dan slokt het voelen denken

omdat zij sterker en de meerdere is het lichaam op

Het is verleidelijk om te constateren, dat de poëzie van Rozalie Hirs in deze bundel evenals veel moderne klassieke muziek moeilijk toegankelijk is. De lezer moet zich enige inspanning getroosten, misschien zelfs door de gedichten als partituur te beschouwen en hardop voor te lezen, tot een eigen interpretatie te komen. Zoals de dichter schrijft in ‘tijd en sintel’: ‘neem dit en lees dit verteer en laat je verteren bewaar het laat je bewaren’. Die lezer wordt zeker beloond.

***
Rozalie Hirs (1965) is een hedendaagse Nederlandse componist en dichter. Haar poëzie en muziek zijn zowel lyrisch als experimenteel. Het avontuur van de luister- en leeservaring en de verbeelding staan centraal. Zij debuteerde als dichter in 1998 met Locus, gevolgd door Logos (2002), [speling] (2005), Geluksbrenger (2008) en gestamelde werken (2012). verdere bijzonderheden is haar zesde bundel bij uitgever Querido. Haar werk is vertaald in het Engels, Duits en Servisch.

Meander Magazine, 22 december 2018

Joost Baars: nominatie Awater Poëzieprijs 2017

VERDERE BIJZONDERHEDEN van ROZALIE HIRS. Er zijn maar weinig bundels die ik meteen bij verschijnen verslind. Dit is zo’n bundel. Het lijkt één en al deconstructie, maar Rozalie Hirs is een de dichter van de nataliteit, van het meest radicale ‘ja’ dat ik ken. En verdere bijzonderheden is gewoon wéér beter dan haar vorige. Wat een oeuvre wordt dat.

Awater, Winter 2018

Nadine Ancher: Nabestaanden en natuurgoden

Joost Baars: “Hirs bouwt stilletjes aan een bijzonder oeuvre. In haar werk klinkt altijd de hele kosmos door, waarbij het de vraag is of we te maken hebben met maar één kosmos, of meerdere. Toch is verdere bijzonderheden misschien wel haar meest aardse bundel, haar meest lichamelijke ook, waarin opmerkelijk veel gedichten over geboorte gaan. Elke vezel van Hirs’ dichterschap zegt ‘ja’ tegen de wereld waarin we worden geworpen”

Interview with Joost Baars, Algemeen Dagblad, AD/ BN De Stem, Breda, The Netherlands, 13 January 2018

nieuwe media, digitale poëzie

interactieve, museale poëzie- en muziekapp Curvices (2013)

Een tiental gedichten uit ‘bewegingslijnen’ [1-20] staat aan de basis van evenzovele composities voor de interactieve museale app Curvices (2013-heden), die Rozalie Hirs maakte in opdracht van het openlucht museum Klankenbos, Neerpelt. Een jaar later ontstond op verzoek van November Music een versie voor de Citadel, Den Bosch (2014-heden). Tevens maakten Hirs en Spaan speciaal ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Muziekgebouw aan ’t IJ Curvices Amsterdam (2015-16).

Curvices (2013) is een interactieve muziekcompositie, een digitale app die je begeleidt op je wandeling door Klankenbos, Neerpelt, België: een virtuele poëzie- en klankinstallatie door Rozalie Hirs (muziek, poëzie, stem), Cox & Grusenmeyer (design, interactieve animatie), Yvan Vander Sanden (software ontwerp, realisatie) en Machiel Spaan (ruimtelijk ontwerp). De gedichten zijn door de componist geselecteerd uit haar engelstalige bibliofiele dichtbundel Curvices and Musicles (Bleiswijk: Studio 3005, 2013). De voltallige serie van twintig gedichten is integraal in het Nederlands verschenen in de dichtbundel verdere bijzonderheden (2017).

De Curvices app voor Neerpelt en Curvices Den Bosch zijn nog steeds gratis te downloaden via iTunes, de App Store, en Google Play en te gebruiken op locatie.

muziek

dreams of airs (2017-18)

De gedichtenreeks ‘zeg liefde’ [1-4] uit verdere bijzonderheden (2017) staat aan de basis van het slotdeel uit dreams of airs (2017-18).

dreams of airs (2017-18) is een avondvullende poëzie- en muziekcyclus, door Rozalie Hirs gecomponeerd in opdracht van Stichting Iris or Hazel met financiële ondersteuning door het Fonds Podiumkunsten. Het beeldontwerp is door Geert Jan Mulder en Boris Tellegen gemaakt in opdracht van Stichting Iris or Hazel met financiële ondersteuning van het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie. Deuss Music is uitgever van de partituur en bijbehorende elektronische klanken. De duur van de cyclus is ca. 60 minuten.

Andere gedichten die prominent in het werk voorkomen zijn ‘Tuimelaar’ uit Geluksbrenger (2008), het gedicht ‘De dag rolt de straat op’ evenals de reeksen ‘Die deed mijn schoenen aan ‘ [1-6] en ‘Long at present longing’ [0-3] uit gestamelde werken (2012).

van roos (2018)

Op verzoek van de NTR maakte Rozalie een nieuwe opname van een gedicht in combinatie met haar muziek: hierin leest ze het gedicht ‘van roos tot enig glaswerk’ uit verdere bijzonderheden (2017) in combinatie met haar muziekcompositie Zenit (2010). De resulterende miniatuur werd op 14 juli 2018 uitgezonden tijdens Matinee Café. Hans Haffmans interviewde de componist/dichter. Het volledige programma staat hier.

wetenschap

fern (2010)

De gedichtencyclus ‘fern’ [1-5] is oorspronkelijk in het Engels geschreven op verzoek van de componist Katharina Rosenberger voor diens cd texturen (Zürich: Hat [now] ART, 2012). Onder de titel ‘varens’ [1-4] werden de gedichten in het Nederlands opgenomen in verdere bijzonderheden. De cyclus beweegt zich in het grensgebied tussen poëzie en wetenschap, onderzoekt nieuwe wetenschappelijke benamingen van recentelijk ontdekte varensoorten, waaronder Megalastrum masafuerae, Megalastrum peregrinum, Megalastrum taafense. Hoe laten wetenschappers als Michael Sundue zich bij het beschrijven van onderscheidende kenmerken inspireren door beelden en metaforen? Waar ligt de grens tussen kunst en wetenschap?

Soortgelijke vragen stelde de wetenschapper/dichter Hirs eerder in haar gedichtencyclus ‘bij toeval en de sterren’ [1-12] (gestamelde werken, 2012). In deze serie werden omstreden begrippen uit astrologie en mythologie van ruim vóór de wetenschapsrevolutie gekoppeld aan, inmiddels geaccepterende, meetbare grootheden uit de astronomie.

bibliografie
‘Megalastrum (Dryopteridaceae) of the Circumaustral region: Chile, Argentina, and Southern Islands of the Atlantic, Pacific, and Indian Oceans’. Michael Sundue, Germinal Rouhan, Robbin Moran. Systematic Botany (2010), 35(3): pp. 461–475.