Logos (2002) is als één van de Bundels van het nieuwe millenium (Nijmegen|Gent: Vantilt|Poëziecentrum, 2018) besproken door Jeroen Dera (1986) in zijn essay ‘Vrijheid van inkt’. De interessante keuze van juist deze vroege bundel verklaart Dera als volgt:

“Dilemma: welk werk van Rozalie Hirs (Gouda, 1965) kies je als je de bijzonderheid van haar 21e-eeuwse dichterschap in de verf wilt zetten? Haar meest enthousiast ontvangen bundel gestamelde werken (2012)? Of haar derde bundel [Speling] (2005), omdat de dichter daarin voor het eerst de poëtische vorm op scherp stelt? Of toch de opvolger Geluksbrenger (2008), omdat deze van de zes bundels het sterkst Hirs’ achtergrond als musicus en componist laat zien?

Nee: als uitgangspunt voor een bespiegeling over de poëzie van Rozalie Hirs kan het best haar tweede bundel dienen, Logos (2002). Het is het eerste werk dat de dichter publiceerde na de millenniumwende, als opvolger van haar debuut Locus (1998). […] Logos is vooral zo’n belangerijke schakel in het oeuvre van deze dichter, omdat Hirs hier de stap zet naar de meer conceptuele en multimediale benadering van poëzie die ook zo kenmerkend is voor haar latere werk.”

Een nieuwe generatie neerlandici, literatuurwetenschappers, critici bespreekt dichtbundels van onder meer Paul Bogaert, Anneke Brassinga, Arjen Duinker, Rozalie Hirs, Astrid Lampe, Leonard Nolens, Nachoem Wijnberg, Anne Vegter, Menno Wigman, Alfred Schaffer, Maud Vanhauwaert, Peter Verhelst.

Geef een reactie