11 oktober 2005. “Een dichter is nooit te vangen met haar eigen pen.” schrijft Hagar Peeters. Met deze gevatte versregel is de toon gezet van deze bloemlezing met 200 gedichten waarin de vrouwelijke stem aan bod komt. Vrouwelijke dichters hoeven geen extra schouderklopje omdat ze vrouw zijn maar gewoon omdat ze goede poëzie schrijven. Toch komen ze minder vaak aan bod dan hun mannelijke collega’s bij belangrijke literaire manifestaties. Ten onrechte, vindt Lut de Block, want de vrouwelijke poëzieproductie van de laatste zestig jaar is indrukwekkend, zowel qua kwantiteit als qua kwaliteit.

In het kielzog van de grote roergangsters Ida Gerhardt en Marie Vasalis, aan wie deze bloemlezing is opgedragen, treden 95 vrouwelijke dichters van stand naar voren die geen blad voor de mond nemen en evenmin op hun mondje gevallen zijn. De vrouwelijke naoorlogse poëtische stem in deze bloemlezing is trouwens niet alleen vertegenwoordigd door 87 poëziedames maar eisen 8 mannelijke dichters via een vrouwelijk pseudoniem hun deel op van de poëtische moederkoek.

Van Rozalie Hirs is het gedicht ‘Genesis’ uit haar tweede dichtbundel Logos (Querido, 2002) opgenomen.

Lut de Block (1952) studeerde filosofie aan de Universiteit van Gent is er sinds 2006 wetenschappelijk medewerker. Ze debuteerde in 1984 met de dichtbundel Vader, bekroond met de Yang Poëzieprijs. In 1988 volgde Landziek (Poëziecentrum, Gent). De bundel Entre deux mers (De Arbeiderspers, Amsterdam, 1997) werd bekroond met de Arthur Mergelynckprijs voor poëzie 2001 en met de Provinciale Prijs voor Letterkunde van Oost-Vlaanderen 2001. In 2000 verscheen een selectie van haar gedichten in Franse vertaling Ni gagnants, ni perdants (Maison de la Poésie, Nord/ Pas de Calais). Haar jongste bundel Het onverborgene verscheen in 2006 bij de Arbeiderspers.

ISBN: 9789056550929
Bindwijze: Paperback
Taal: Nederlands
Samenstelling: Lut de Block
Uitgever: Poeziecentrum Vzw, Gent, België
Pagina’s: 184