Op 31 januari 2024 verschijnt het essay ‘van winterbloei tot wrijfspanning’ op De Lage Landen, waarin Carl De Strycker recente poëzie bespreekt, die de natuur en de klimaatkrisis belicht. Aan bod komen bundels van, in alfabetische volgorde, Rozalie Hirs, Yentl van Stokkum, Lans Stroeve en Han van Wieringen.

Over ecologica van Rozalie Hirs schrijft Carl De Strycker onder meer:

“De laureaat van [de Jan Campert-prijs 2023] is Rozalie Hirs voor ecologica. Die bundel bestaat naast de titelafdeling uit twee lange gedichten. Dat zijn klankexperimenten (Hirs is ook componist) waarin lyriek tot muziek wordt opgerekt: ‘atlantis &’ is een meertalige zang bij de ondergang van de verzonken stad Atlantis; ‘o kleine distel’ is een opsomming in verschillende talen van de benamingen voor plantensoorten. De openingsreeks focust op de nefaste invloed van de mens op de natuur.

De gedichten bestaan uit tweeregelige strofen die verder gespeend zijn van structurerende elementen zoals interpunctie of leestekens. Dat zorgt ervoor dat zinsdelen verschillende verbindingen met elkaar aangaan, in meerdere syntactische verbanden tegelijk fungeren, en dat termen meerduidig worden. Op die manier kunnen meerdere lezingen ontstaan. Neem de openingsregel, die een opdracht aan de lezer inhoudt: “geef je over als altijd ruik het nieuwe seizoen”. Hier kan “als altijd” zowel bij “geef je over” functioneren (zoals steeds moet je je drang tot onmiddellijk begrip loslaten als je poëzie leest; tegelijk klinkt het als een overval, of is het misschien wel een vraag en betekent “overgeven” hier “braken”), maar ook bij “ruik” (poëzie moet je niet rationeel, maar met andere zintuigen benaderen) of bij “ruik het nieuwe seizoen” (ook nog eens een allusie op Herman Gorters “nieuwe lente en een nieuw geluid”). En dat zijn nog maar (een paar van) de mogelijkheden die het eerste vers genereert; zo werkt het in elk van de regels van de vierendertig gedichten.

Het gebruik van apokoinou (constructies waarin woorden tegelijk deel uitmaken van twee grammaticale verbanden) en homonymie verbeeldt de ordeloosheid van de natuur. De mens tracht de natuur onder controle te krijgen en vervolgens te benutten (“het lichaam wil van meet af aan grenzen aan zijn omgeving / om te jagen op achtereenvolgens steen ijzer fosfor en uranium”), maar gaat daarin veel te ver. De impact van de mens is zo groot dat zich dat laat voelen. Een gedicht waarin dat prachtig wordt verbeeld, gaat over luchtvaart. Het vliegtuig kan gezien worden als een hoogtepunt in de beheersing van de natuur(wetten), maar is tegelijk heel ingrijpend voor het milieu: “daar vliegen blaffende honden speciaal ontworpen / om vooruit te komen op voorstelbare wind en kerosine” (opvallend is dat de menselijke uitvinding hier beschreven wordt met een aan de natuur ontleende metafoor). De (geluids)overlast heeft zeer negatieve gevolgen:

op zijn zachtst gezegd vallen geluidsbestuivingen
turbulente eindigheden boven woonwijk en speeltuin

jagen ja verder na nemen nee voor wat het is
het nieuwe spookdanslied van de heilige vogel

Ecologica wil zeggen waar het op staat, maar omdat de werkelijkheid bijzonder ingewikkeld is, gebeurt dat met behulp van meerduidige lyriek:

en liedjes hanteren bereid tot klinkklare waarheid
door duistere dubbelzinnigheden passeren vooruit dan

zing de hele nacht in dit schorre gebied waar we wonen
met twee kikkers uitgelaten in het heilige beginnen

Dat lijkt paradoxaal, want hoe kan complexe poëzie die zoveel inspanning en concentratie vergt bijdragen tot bewustmaking van de klimaatproblematiek? Het appel om uiterst zorgvuldig te lezen is een oproep om even aandachtig en zorgzaam met de natuur om te gaan.

Lees het volledige artikel hier.